Nieuwe regeling voor verenigingswerk
Het einde van het jaar betekent ook het einde van het verenigingswerk zoals we dat momenteel kennen. Het Grondwettelijk Hof vernietigde in april 2020 immers de wet op het onbelast bijverdienen, waar het verenigingswerk deel van uitmaakt. De federale regering heeft intussen een oplossing uitgewerkt. Deze nieuwe regeling treedt in werking op 1 januari 2021. In dit artikel sommen we de opvallendste nieuwigheden op, zonder echter limitatief te zijn.
Nieuwe regeling verenigingswerk: belangrijkste wijzigingen
Toepassingsgebied: beperkt tot de sportsector
Een eerste belangrijke wijziging is een (sterke) beperking van het toepassingsgebied van het verenigingswerk. Voortaan kunnen enkel volgende activiteiten worden verricht in het kader van verenigingswerk:
- animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt
- sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden;
- conciërge van sportinfrastructuur;
- hulp en ondersteuning bieden op occasionele of kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector;
- hulp bieden op occasionele of kleinschalige basis bij het opstellen van nieuwsbrieven en andere publicaties (zoals websites) in de sportsector;
- verstrekker van opleidingen, lezingen, en presentaties in de sportsector.
(Minimum)vergoeding verplicht
De vergoeding voor het verenigingswerk kan vrij bepaald worden tussen de partijen, maar deze moet minstens 3,57 euro/uur bedragen. Dit bedrag zal in de toekomst ook worden geïndexeerd.
Om vrijgesteld te zijn van klassieke (para)fiscale inhoudingen mag de vergoeding wel een bepaald bedrag per maand (en per jaar) niet overschrijden. Dat principe is niet gewijzigd.
Overeenkomst inzake verenigingswerk: uitgebreider en preciezer
Het wetsvoorstel bepaalt concreter welke vermeldingen opgenomen moeten worden in de overeenkomst inzake verenigingswerk. De verplichte vermeldingen worden ook uitgebreid. De Koning zal een model van overeenkomst vastleggen.
Arbeidsrechtelijke beperkingen
- Arbeidsduur: maximum 50 uur verenigingswerk per maand (over alle organisaties heen). Dit gemiddelde wordt op kwartaalbasis beoordeeld.
- Pauzes en rusttijden: na zes opeenvolgende uren prestaties, heeft de verenigingswerker recht op minstens vijftien minuten pauze. Indien hij prestaties verricht op meerdere opeenvolgende kalenderdagen, moet er minstens 11 uur rust zitten tussen twee periodes van verenigingswerk. Elke periode van zeven dagen moet er bovendien een minimale rusttijd van 24 opeenvolgende uren gegarandeerd worden. Tijdens die 24 uur mag geen verenigingswerk worden verricht.
- Verenigingswerkrooster: de organisatie en de verenigingswerker zullen schriftelijk een vast of variabel uurrooster moeten voorzien, waar partijen in onderling overleg wel nog schriftelijk van kunnen afwijken.
Einde overeenkomst verenigingswerk
Het wetsvoorstel voorziet een uitgebreide regeling rond het einde van de overeenkomst voor verenigingswerk, met een betere bescherming van de partijen. Wie de overeenkomst voortijdig beëindigt zonder dringende reden en zonder naleving van de opzeggingstermijn zal een verbrekingsvergoeding verschuldigd zijn.
Combinatie verenigingswerk en vrijwilligerswerk
De combinatie van verenigingswerk en vrijwilligerswerk bij dezelfde organisatie is enkel nog mogelijk indien het gaat over inhoudelijk verschillende activiteiten. Indien er voor het vrijwilligerswerk een kostenvergoeding wordt betaald, mag dit bovendien enkel een vergoeding van reëel gemaakte kosten zijn.
(Para)fiscale lasten
In de huidige regeling – geldig tot en met 31 december 2020 – was de vergoeding ontvangen voor het verenigingswerk volledig netto (weliswaar binnen bepaalde grenzen). Vanaf 2021 zullen zowel de organisatie als de verenigingswerker onderworpen zijn aan (para)fiscale lasten.
- Solidariteitsbijdrage van 10%. De organisatie die beroep doet op een verenigingswerker zal een solidariteitsbijdrage moeten betalen, ten belope van 10 % van de vergoeding voor het verenigingswerk.
- (Uiteindelijke) belastingdruk van 10%. De verenigingswerker zelf zal 20% belastingen betalen op de vergoedingen die hij ontvangt uit het verenigingswerk. Eerst wordt wel nog een forfaitaire kostenaftrek van 50% toegepast.
Momenteel geldt de vernieuwde regeling rond het verenigingswerk slechts voor 1 jaar.
Dit artikel is gebaseerd op de tekst die goedgekeurd werd in het parlement. Deze wetgeving werd nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Trefzeker: dé kennisbank voor hr-professionals
Vind een antwoord op al je sociaal-juridische en sectorale vragen.
Geschreven door
Juridisch adviseur bij Acerta